Net als andere bekende Hollandse bestuurs- en handelscentra was ook de stad Utrecht nauw betrokken bij de slavenhandel en slavernij. Maar hoe zag die verwikkeling - in de schaduw van steden als Amsterdam en Rotterdam - er eigenlijk uit? Hoe profiteerde Utrecht van de slavenhandel en de producten die uit slavenarbeid voortkwamen? Welke invloed had de bovenlaag van stedelijke bestuurders en investeerders op de levens van de vele tot slaaf gemaakten in Oost en West? En hoe zat het met de kerk? Waarom werd Utrecht een centrum van abolitionisme? Welke sporen van het koloniale verleden draagt de stad nu nog? En hoe gaan Utrechters vandaag de dag met de geschiedenis van slavernij om? In korte essays laten de schrijvers van Slavernij en de stad Utrecht vanuit steeds een ander perspectief hun licht schijnen op de Utrechtse betrokkenheid bij het mondiale slavernijverleden.
Deel 1. Bestuurlijke en koloniale macht in Utrecht -- Deel 2. Utrecht, slavernij en de voc -- Deel 3. De elite en haar financiële belangen -- Deel 4. De kerk en de abolitionisten -- Deel 5. Zwarte aanwezigheid in Utrecht.
De dominee-dichters van de 19e eeuw staan traditioneel te boek als saai, braaf en moralistisch. Een van hen was Nicolaas Beets (1814-1903). Tegelijk vormt hij hierop een uitzondering dankzij de befaamde verhalenbundel Camera obscura, die hij schreef als theologiestudent in Leiden. Het grootse deel van zijn leven woonde Beets echter in Utrecht, waar hij betrokken was bij lokale instellingen en talrijke gelegenheidsgedichten schreef.